Uganda stelt ons op de proef
Fort Portal noemen de Ugandezen ook wel de toeristenstad. Het is een uitstekend knooppunt om the highlights aan de westkant van het land te ontdekken. We verwachten dan ook ‘eindelijk’ veel toeristen te zien, maar de dagen die volgen zien we in ieder geval nog geen handvol mensen mensen met onze huidskleur. We slapen in een Eco hub. Francis de eigenaar met de grootste smile van Uganda heeft een sfeervolle grote tuin gecreëerd met zelfs wat speelruimte voor kinderen. We slapen er drie nachtjes voor €21 per nacht inclusief ontbijt, dat is natuurlijk helemaal niets. Alhoewel de grote plastic ‘intertoysdouche’ zoals Mart hem noemt, wel echt basic is, het groen en de centrale plek in het dorp en Francis maken het verblijf toch een prima ervaring. We bezoeken op onze eerste dag de bijzondere botanical gardens en alhoewel we komen op het moment dat de meeste vogels al niet meer actief zijn, zijn de gigantische oude bomen en Mart z’n eerste ontmoeting met bamboo van vier meter hoog zeker de moeite waard. De tweede volle dag gaan we doen waarvoor we hierheen zijn gegaan: het bezoeken van een drietal kratermeren die je vanaf een heuvel kunt zien. De wandeling begint naar een watervalletje en wat ‘grotten’ waar de stammen vroeger vergaderden. Wij zouden het zelf geen grot noemen, maar het is de enige plek waar een paar stalactieten en stalagmieten voorkomen in Uganda, dus zijn de mensen er erg trots op, ach ja wel prima om ook even te bekijken. Daarna lopen we een heuvel op naar een kratermeer wat helaas al droog is, maar er wachten er ons nog drie. We beklimmen als enige van onze groep de steile heuvel en het uitzicht is prachtig. De meren en de daarachterliggende 5000m hoge Rwenzori bergen zijn echt een te gek uitzicht. Op de weg terug rapen we de plasticflesjes die mensen van zich af gooien op en nemen ze mee. We kunnen niet helemaal begrijpen waarom je als gids dit zou doen, maar zijn antwoord maakt duidelijk hoe basic het idee van afvalverwerking hier is: “No problem, they will burn it later.”

De volgende ochtend gaan we verplaatsen naar een eigen huisje aan een nog veel groter kratermeer een half uurtje verderop. En hoewel we beide al vanaf Kampala uitkijken naar dit juweeltje van een accommodatie wat Mart vond, ben ik bijna niet uit bed te krijgen. De voorspelling hiervan deed zich de dag ervoor al aan; wanneer ik na het lopen van vlakke stukken van een kwartiertje het liefst ga zitten in het gras betekent dat dat mijn lijf mijn energie ook flink aan het besteden is aan iets anders. Mijn benen zijn loodzwaar en ik voel me echt niet goed. Ik blijf zo lang mogelijk liggen en strompel van onze kamer naar de auto die voorrijdt. Het is gewoon 28 graden, maar ik heb dikke sokken, een legging en daarover een broek, een hemd, shirt en vest aan en mijn hoofddoek om als sjaal. De plek waar we aankomen is ongekend prachtig, maar ik heb ’s middags zelfs geen energie om Mart met woorden en geluid te antwoorden, mijn voorhoofd is loeiheet en bij het even checken of ik echt koorts heb geeft de thermometer ineens 39.5 aan. Ah, dat maakt een hoop duidelijk... De drie nachtjes die we hebben geboekt worden er zes, zodat we beter kunnen worden. Mijn koorts zakt ’s avonds en ik moet alleen mijn krakende schoorsteenlongen weer schoon zien te krijgen. Maar ook Mart hoest veel (net als mijn buurvrouw van de eerste busrit, jank!) en krijgt de dagen daarna ’s middags steeds even koorts. Maar toch kijken we beide terug op een prachtige plek. We worden ’s ochtends wakker met prachtige vogels: van onze zogenoemde startkip (great blue turaco, klinkt als een startende oude auto), aapkip (gewone turaco, maakt het geluid waarvan wij dachten dat het een aap kon zijn), een hornbill (zowel black-white als the brutale crowned hornbill die tegen ons raam aan naar binnen komt kijken), veel kolibrivogeltjes in de struik naast ons huisje en nog vele andere. We zien twee soorten apen door de bomen gaan en genieten van de rust die deze plek brengt, maar na zes nachtjes zijn we toch weer toe aan iets anders. We gaan terug naar Fort Portal om te zorgen dat Mart weer een beetje aansterkt, terwijl mijn energie gelukkig alweer terug begint te komen en mijn schoorstenen alweer redelijk geveegd zijn.
Uganda vraagt tot nu toe veel van onze energie en dat is ook te merken aan de sfeer tussen ons.
Uganda vraagt tot nu toe veel van onze energie en dat is ook te merken aan de sfeer tussen ons. We zijn nog steeds wel een team, maar het is soms wel echt even zoeken naar elkaar, we hebben beide kortere lontjes, zijn nog niet terug op ons normale energielevel en Uganda stelt ons meer op de proef dan we voorspelden. Gelukkig lachen we ook veel, bijvoorbeeld wanneer Mart weer kip besteld en er helaas even niet aan dacht dat dat hier 9,9 van de 10 keer met bot en heel weinig vlees is, en wanneer tijdens de volgende busrit, die 1,5 uur later vertrekt dan gepland, wat dus betekent dat wij ruim 2 uur hebben zitten wachten, maar dat mag de pret niet drukken, we een klein houten krukje krijgen die we naast het plateau van de chauffeur kunnen zetten, zodat we niet op de grond hoeven te zitten. We kijken uit naar de onze volgende stop wat ons eerste bezoek aan een National Park is, namelijk het Queen Elizabeth park. De Engiri game lodge, onze plek waar we overnachten de komende dagen, bereiken we op een boda die ons vanaf de hoofdweg tussen de struiken door rijdt naar een parkeerplaats met alleen maar dikke safariauto’s. We lachen beide om onze heerlijke backpackstijl en hebben het idee dat dit niet heel vaak voorkomt wanneer ook het personeel ons tegemoet lacht. Onze soort van legertent met twee eenpersoonsbedden staat wat meer achterop het terrein en terwijl we tent bereiken valt mijn mond wagenwijd open. Een olifant staat heerlijk op een meter of vier van onze tent te eten. Iets later loopt hij letterlijk langs onze tent en staan we op nog geen 1,5meter afstand van deze grijze joekel met zoals het lijkt zachte kussenvoeten en een bezemstaart. WAUW! (Gelukkig staat onze tent op een soort betonnen verhoging en zit er een stellage met dak omheen, zodat dieren niet onze tent plat kunnen lopen, geen zorgen. ;))

De volgende dag rijden we naar het Kazingakanaal en beseffen we dat we echt middenin een park zitten wat niet omheind is. Er staat weer een joekel van een olifant, maar dit keer midden op de weg. De boottocht over het kanaal laat ons onze eerste (zeker tweehonderd) nijlpaarden zien. Alhoewel je de meeste maar voor 10% ziet met hun neusgaten en oortjes, het is heel bijzonder. Daarnaast zien we een krokodilletje, een skelet van een waterbuffel, ‘pumba’s’, grote fish eagles, een zwemmende olifant en een gave ‘stork’vogel met een rode bek. Een toffe ervaring maar meer kijken we uit naar de volgende ochtend, wanneer we om 05.45 uur in een compleet open safariauto stappen om onder leiding van Ronaldo onze eerste ‘gamedrive’ zoals dat heet te doen. We treffen het enorm met onze chauffeur en gids. De avond daarvoor zat ik nog ‘logisch’ te beredeneren dat wanneer de gids ons ook rijdt hij waarschijnlijk minder goed dieren kan spotten, maar niets blijkt minder waar. Met het blote oog spot Ronaldo, tijdens het rijden, op ruim 100 meter afstand een leeuw en leeuwin. Het kost mij, zelfs met zijn 10x vergrotende verrekijker ruim een minuut om ze te vinden. Wat een held! Ook rijdt hij wanneer de rest van de gidsen met hun auto’s vol toeristen er zijn gelukkig weer door en zo beleven we een prachtige ochtend. We voelen ons één met het landschap door de open auto (die we verder bij geen toerist zien) en staan midden tussen een kudde waterbuffels, zien nijlpaarden opstaan uit hun heerlijke modderbad, luisteren naar de uitleg over waarom ‘pumba’s’ altijd rennen met hun staart omhoog en zien honderden Ugandese herten.
Tijdens onze laatste nacht worden we wakker van het geluid dat ‘iemand’ naast onze tent gras uit de grond trekt. Ik, als nieuw nijlpaardefnan, kan het niet geloven, maar het kan er echt maar één zijn. Ik open de ritsen van ons ‘raam’ en gluur door het ventilatiedoek heen. Twee enorme dikbillen staan op twee meter afstand van onze tent lekker te grazen. Megaspannend, maar zo gaaf. We zijn de Engiri lodge zo dankbaar dat zij ‘low-budget’ opties bieden om in dit park te verblijven. We betalen €74 per nacht inclusief volpension voor twee personen (en de hele nacht beveiliging op het terrein, zodat we ’s nachts begeleid naar het toilet kunnen lopen.) Wat een geweldige ervaring, wat hebben we genoten samen en wat fijn zo’n ontzorgd verblijf dat dat mede mogelijk maakt.
De volgende dag is het helaas tijd om te vertrekken en gaan we op naar onze laatste locatie in Uganda, lake Bunyonyi. Cosmos onze privéchauffeur is op veel vlakken precies het tegenovergestelde van wat we hadden gehoopt van de luxe van geen openbaar vervoer. Hoewel de landschappen die variëren van meren, theevelden en mistige mystieke bergen prachtig zijn, is de drie uur durende rit alles behalve ontspannend door vooral veel te hoge snelheden en veel getoeter. Gelukkig komen we heel aan en was het uiteraard beter dan in de regen wachten op een bus die wellicht twee uur later komt en misschien zelfs doorrijdt omdat dit keer het houten krukje al bezet is door iemand anders. Ook zijn de namen van de vrachtauto’s en winkels onderweg weer interessant en anders dan we in Europa gewend zijn. Zo komen we langs een God’s will supermarket, Jesus is Lord cosmetics en God cares drugstore. Ruim tweederde van de inwoners is christen, maar we vinden het bijzonder om te zien dat dit land waarin zoveel economische armoede zich uit, wel aan een ieder de ruimte geeft om zijn eigen geloof te kiezen. Zo komen we af en toe nog een moslim tegen en zien we hier en daar ook een moskee. Vrijwel alle muziek die we horen is christelijk, wederom ook in de supermarkt. Je kunt naar de kerk wanneer je wilt, want samen zingen is beter dan alleen thuis zitten, sowieso de hele zondag is een grote singin, maar het voelt heel fijn dat iedereen het hier mag uiten zoals zij willen. (Al is iemand die een microfoon pakt en vanuit zijn houtskoolwinkeltje, denk houten afdakje, met een mega slechte speaker van alles schreeuwt over wat wel en niet de bedoeling is wel wat heftig.)
Hoewel de landschappen die variëren van meren, theevelden en mistige mystieke bergen prachtig zijn, is de drie uur durende rit alles behalve ontspannend door vooral veel te hoge snelheden en veel getoeter.
Lake Bunyonyi, een megagroot meer met 29 eilandjes wat bijna op 2000m hoogte ligt is een bijzonder plek. Het dagelijks leven gaat gepaard met kanoën in grote zware uitgeholde boomstammen met een enkele peddel. We slapen op een eilandje, wederom in een ecohub, waardoor we zelf in een motorbootje al dit waterperspectief mogen ervaren. Het birdsnest wat het restaurant is staat naast een boom waarin een stelletje grijzegekroonde kraanvogels, het nationale symbool van Uganda, wonen. Zo gaaf om deze prachtige vogel nog te kunnen zien! Hoewel Isaac ons elke dag met wederom een grootste glimlach en enorme vriendelijkheid bediend kunnen we de passie van de eigenaar helaas niet helemaal vinden. Dit maakt onze halve dagtour met een extra boottocht en het wandelen naar een uitzichtpunt niet zo plezierig als het kon zijn. Maar we voelen beide dat het meer een bijzondere plek is, maar helaas bij ons niet zo uit de verf komt als zou kunnen.
We verlaten Uganda met de zogeheten cross-country service. Omdat het twee uur rijden is vanaf Kabale naar Kigali, de hoofdstad van Rwanda willen we ons op tijd melden bij het kantoortje in de stad naast het meer. We vertrekken om 08.30 uur met ons bootje naar een chauffeur die ons aanbiedt om vast naar de grens te rijden. Met het advies van onze accommodatie dat de service elk uur rijdt en maximaal zes mensen meeneemt in een busje slaan we dit aanbod af. We zijn rond 09.50 uur op de juiste locatie en schrijven ons in voor de ‘overtocht’. We wachten, wisselen ons geld vast bij de buurvrouw, wachten, kijken een film af, wachten, gaan naar het toilet, wachten, maken voor de grap een selfie van het wachten, wachten, maken voor de grap een uur later nog een selfie, wachten, appen met mijn moeder, eten de pannenkoek van het ontbijt op als lunch, wachten, staan op bij een arriverende auto, maar gaan weer zitten als blijkt dat deze ‘zo’ terugkomt, maken een uur later nog een selfie, begroeten de wisselbuurvrouw nog eens wanneer zij ook tot haar verbazing ziet dat we er nog zitten en stappen uiteindelijk om 14.50uur in onze cross-country-service, met natuurlijk toch gewoon acht mensen in een gewone auto. Op naar Rwanda, het land van de 1000 heuvels en ook wel het Europa van Afrika genoemd. We zijn benieuwd!
