Kennismaken met Uganda
We moeten wennen. Wennen aan de rode zandwegen, zandwegen met gaten, zeg maar gerust kuilen. Wennen aan de nieuwe vogels en hun geluiden, de nieuwe bomen en planten. Wennen aan de megagrote huizen met hekken met prikkeldraad er omheen of kapotgeslagen glas op de randen geplakt. Wennen aan de rookpluimen van afval dat verbrand wordt en de doodse stilte ’s avonds en ‘s nachts. Alsof in de stilte gevaar op de loer ligt, terwijl dat waarschijnlijk juist niet zo is? We zijn het gewoon niet gewend dat de zon om 19.00 uur onder gaat en we landcruisers van de UN zien rijden. Dat er voor de supermarkt en bij elke bank iemand staat met een geweer en het leger met artillerie door de stad rijdt. Dat de dieren die we op straat zien zulke gekleurde hagedissen zijn dat ze in Nederland vast alleen in een hokje zouden zitten. En dat je bij een blokje om zomaar een weeshuis tegen kunt komen, waar tientallen kinderen je lief gedag lachen en zwaaien. Pfoe... Het is veel, meer dan ik had verwacht, veel meer. We zien de plaatjes uit de reclames en unicef foldertjes real life en het heeft op beide enorme impact. Ik weet niet hoe ik het anders kan omschrijven. En elke keer als we een verplaatsing doen komt dit weer binnen en dat kost energie. Wat dat betreft niet gek dat we allebei voedselvergiftiging hadden na onze vlucht en heel rustig aan moesten doen. (Ja dat was natuurlijk helemaal vreselijk. Een hele nacht om de beurt op de wc, gewoon op de wc bril, maar ook op onze knieën ervoor om even compleet te zijn. Ik had het ook echt liever niet gehad, maar de nadruk op rustig aan wennen werd ons verplicht. En misschien was dat nog wel niet eens zo slecht.) We extenden ons verblijf in Entebbe in ieder geval met drie nachten. Om beter te worden.

Maar we zijn weer samen, wauw! Voordat ik in Marokko het vliegtuig in stap en Mart in Düsseldorf, beide met als bestemming Istanbul, bellen we nog even. We hebben een appartement geboekt in een wijk van Istanbul die we redelijk goed kennen, waar we de vorige keer ook verbleven. Het plan is om te smsen als we onderweg of boven de grond zijn van de lange metrorit naar de stad. Mart landt namelijk bijna honderd kilometer verder op een ander vliegveld. De 4,5 uur in mijn vliegtuig gaan redelijk snel voorbij, met mijn onverwachte gratis upgrade naar dikke stoel met mega veel ruimte, waarvoor ik eerst 10x met mijn ogen moest knipperen of het wel klopt, maar het klopte echt, waarvan ik dan vind dat de incheckmevrouw dat wel even had mogen zeggen, maar dat geheel terzijde, land ik in Istanbul. Mijn vlucht is wat vertraagd en mijn maag vraagt om eten. Met de gratis airportwifi doe ik een berichtje naar Mart dat ik nog even wat eet en met de vertraging die ik heb opgelopen verwacht ik dat hij ook snel zal landen. Mijn voorgevoel klopt en we hebben even contact. 'We zien elkaar bij de verfwinkel onder het appartement. Tot zo!'. De meneer die het appartement beheert stuur ik nog een berichtje dat ik er rond 20.40uur ben en ik ga richting de metro.
De minuten kruipen voorbij en tot mijn verbazing en schrik werkt zowel sms-en als internet op mijn telefoon niet.
Ik stap uit bij een metrostation op een brug over de Bosphorus, met de zon die bijna onder gaat is het sprookjesachtig. Wat voel het te gek om hier weer te zijn, 3 maanden later. Ik loop naar de verfwinkel en kijk daar uit naar zowel Mart als iemand die mij de sleutel van het appartement komt brengen. De minuten kruipen voorbij en tot mijn verbazing en schrik werkt zowel sms-en als internet op mijn telefoon niet. (De €10 beltegoed op mijn inmiddels prepaidkaart van KPN blijkt ‘bonustegoed’ te zijn wat ik niet overal kan gebruiken….Aha...dat stond er niet bij.) Ik probeer zoekend en tegelijkertijd geduldig over te komen op mijn omgeving en precies wanneer ik een omstander vraag of ik misschien even een turks nummer mag bellen komt iemand naar mij toe: ‘You Krista?’. Yes! Dat is één gevonden. Ik loop mee naar de achterkant van het gebouw, neem de wifi-code over en ga de trap op. Het pasje geeft een rood lampje en een geluidje wat niet als welkom klinkt en ik sprint de trap weer af terug naar de meneer die hopelijk nog niet weg is. Hij is gelukkig nog om de hoek en loopt dit keer mee naar boven en opent na een paar keer de deur. Pfieuw! Dan nu snel terug naar buiten om Mart te vinden. Ik leg m'n backpack en tas op op de bank, ren de trap weer af en ga snel het hoekje om en ineens is hij daar! Wow! Zoals we beide al hadden verwacht voel ik me ergens van binnen wel blij, maar vooral ook bevroren. Mart laat wat traantjes en knuffelt mij en ik probeer lief te doen, maar wil vooral naar binnen, omdat het me hier op straat sowieso niet echt lukt om wat te uiten. Het voelt alsof iemand ineens weer mijn wereld instapt, gelijk heel dichtbij wil komen, dat voor onzekerheid kan zorgen en dus kan ik niet bij het ‘ik vind jou lief gevoel’-komen. Gelukkig hebben we beide vertrouwen in dat het weer goed gaat komen, gaat het na een paar uur wennen steeds beter, daarna weer elke dag iets beter en gaat het nu weer goed. We zijn weer echt sámen onderweg!

Onze landingsplaats is Entebbe, een dorp bijna vastgegroeid aan de hoofdstad Kampala, waar we uiteindelijk een week blijven. Mart zijn energielevel is wat minder snel weer terug bij af en eigenlijk klinkt het mij ook niet gek in de oren als we nóg twee nachten blijven en dan ook echt nog een dag een activiteit gaan doen. Zo gaan we op onze laatste volle dag vroeg uit de veren om de Shoebill (schoenbekooievaar) te gaan opzoeken in het moeras. We stappen om 07.00 uur in een auto voor een kort ritje naar het water en zijn een klein uur onderweg op het Victoriameer naar onze gids die met verrekijker in een kleiner bootje op ons wacht. De kleinere boot is nodig om door de kleine kanaaltjes te navigeren in het moeras. We krijgen drie van de 20 ‘individuals’ die in het moeras wonen te zien van dichtbij en eentje valt zelfs op z’n snufferd om een vis te vangen. Blijkbaar doen deze creatures dat zo, maar het ziet er wat onbenullig uit (ik zou zeggen check youtube). Onze gids legt uit dat we erg veel geluk hebben, omdat de vogel uren stil kan staan voordat hij toeslaat, zodat de vissen om hem heen dichtbij genoeg komen. Een prachtige ochtend met naast deze bijzondere vogel ook heel veel andere mooi vogels en uitzichten. Ook zijn we erg blij weer even energie te mogen halen uit een ‘echte’ activiteit. Al was het bezoek aan de botanical gardens en daarmee het zien van de eerste apen ooit in het wild van Mart ook erg bijzonder.
Kampala, in Mart zijn favoriete podcastserie ook wel aangeduid als één groot verkeersinfarct, blijkt inderdaad onvoorstelbaar druk te zijn.
Na een week wennen zijn we klaar voor onze eerste verplaatsing. Aangezien wij ons geld willen uitspreiden over een paar maanden is het huren van een 4x4 met chauffeur geen doen. We gaan op zoek naar lokaal vervoer naar Kampala. Een rit van ongeveer 40 kilometer is een fijne afstand om mee te starten. We pakken een taxi, wat hier het woord is voor een minibusje, maar dan wel de expres versie, wat betekent dat hij niet op elk willekeurig moment mensen in en uit zal laden. Kampala, in Mart zijn favoriete podcastserie ook wel aangeduid als één groot verkeersinfarct, blijkt inderdaad onvoorstelbaar druk te zijn. Zeker als we op een middag het oude stadgedeelte in gaan op zoek naar een buscompany die we voor onze vervolgstap op het oog hebben, zijn we beide meer dan overdonderd van het aantal mensen, winkels, auto’s en boda’s, een brommertje met chauffeur die je op elk willekeurig punt kunt vragen om je naar een andere plek te brengen, en ze zijn niet per se voor één persoon. Mart & ik gaan bijvoorbeeld samen op een boda terug, maar je ziet er ook rustig drie volwassenen achterop stappen of twee volwassenen en nog twee kinderen. Met de boda’s maakten we al kennis in Entebbe, maar het aantal in Kampala is ongekend hoog. In de stad rijden er 150.000 rond. Dat betekent dat je zodra je op een redelijk kruispunt bent er zeker 10 kunt tellen en op de grote kruispunten zeker 100. Heel apart, maar wel logisch als je je bedenkt dat we lopend naar het busstation gedurende een half uur steeds dezelfde auto’s weer inhaalden. Deze bijzonder drukke chaos en driving skills van de boda’s (berg op en af, om alle kuilen en gaten heen, tussen alle auto’s door en dan ook nog met boodschappen voor- of achterop) gaan we niet snel meer vergeten; ik heb nog nooit zoiets gezien.

De bus naar Fort Portal vertrekt precies wanneer we twee dagen later met onze boda’s het hek binnen rijden. Met een backpack achterop en een kleine rugzak voorop is er geen ruimte meer voor Mart op mijn boda, dus namen we beide een eigen brommertje. We mogen de bus nog inspringen en zien tot onze verrassing dat er drie stoelen rechts van het gangpad zijn en twee stoelen links. En bijna al die stoelen zitten al vol. Gelukkig schuift achterin een dame een plekje voor mijn op en na lang rondkijken is er ook voor Mart een plekje. We bereiden ons voor op een rit van zeker een uur of 4 en zijn voor mijn gevoel al vrij snel het verkeersinfarct uit. Helaas blijkt de weg vlak buiten Kampala voor kilometers lang kapot en dus amper geasfalteerd te zijn. Mart vliegt achterin bij elke kuil (lees bijna elke 10 seconden) een stukje omhoog en krijgt door het gestuiter uiteindelijk een zak bonen op zijn hoofd. De bijzondere rit gaat verder en hoewel ik vaker heb gezeten in bussen waarbij mensen door het raam iets kopen bij een stop, is het toch weer even geleden en een hele belevenis. Kartonnen doosjes met flesjes drinken, chapati’s (dikke pannenkoeken), spiesjes met een halve kip, geroosterde vis of stukjes varken eraan; echt van alles komt voorbij. Na een paar uur stappen er gelukkig een heel aantal mensen uit en kunnen we weer naast elkaar zitten, wat Mart bevrijdt uit zijn ingeklemde positie tussen twee mensen in. We kopen allebei ook maar een flesje drinken en komen uiteindelijk 6,5 uur later, zónder wc-stop, aan in Fort Portal in het westen van Uganda. Hier gaan we op bezoek bij in ieder geval een drietal Kratermeren, we hebben er zin in! (wordt binnenkort vervolgd…🙂)
